Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Algemene nabestaandenwet

 

Artikel 71
1
Degene, die op de dag voor de inwerkingtreding van deze wet recht had op een wezenpensioen op grond van de Algemene Weduwen- en Wezenwet, heeft overeenkomstig de bepalingen in deze wet recht op een wezenuitkering.
2
In afwijking van het eerste lid wordt ten aanzien van het kind dat op de dag van de inwerkingtreding van deze wet 16 jaar of ouder is en recht had op uitkering op grond van artikel 17 van de Algemene Weduwen- en Wezenwet bij de toepassing van artikel 26, tweede lid, onderdelen a en c en artikel 29, tweede lid, onderdeel c in plaats van 21 jaar gelezen: 27 jaar.
3
Van de persoon, bedoeld in dit artikel, die recht heeft op uitkering op grond van artikel 26, tweede lid, onderdeel c, en die op de dag van inwerkingtreding van deze wet een gezamenlijke huishouding voert, en deze gezamenlijke huishouding nog steeds voert op 31 december 1997, eindigt de wezenuitkering met ingang van 1 januari 1998.
4
Tot en met 31 december 1997 wordt ingeval van samenloop van een wezenuitkering met een naar aard en strekking daarmee overeenkomende uitkering op grond van de wetgeving van de Nederlandse Antillen, Aruba, een volkenrechtelijke organisatie of een andere Mogendheid, - laatstbedoelde uitkering, in afwijking van het bij of krachtens artikel 20 bepaalde, niet op de wezenuitkering in mindering gebracht.
5
In afwijking van het derde lid eindigt de wezenuitkering van de aldaar bedoelde persoon niet zolang de persoon die gezamenlijke huishouding voert met een hulpbehoevende en indien de persoon of de overleden verzekerde een huishouding is gaan voeren met het doel de hulpbehoevende te gaan verzorgen.


Jurisprudentie bij dit artikel

  • Hieronder wordt een selectie van de bijbehorende jurisprudentie getoond.

  • Geen resultaten gevonden voor de door u opgegeven zoek termen.
  •